WBE ’t Veld plaatst reewildspiegels
Wildbeheereenheid
’t Veld werd in 1994 in Ardooie opgericht. De eerste erkenning door de
Vlaamse Gemeenschap volgde eind 1999. De erkenning was toen geldig voor
vijf jaar. Na vijf jaar dient een evaluatie voorgelegd te worden en moet
een nieuw beheerplan voor de volgende vijf jaar worden ingediend. Op 1
januari 2010 gaf het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) WBE ’t Veld
zijn 3de erkenning. WBE ’t Veld strekt zich uit over de gemeenten
Ardooie, Lichtervelde, Wingene, Oostkamp, Pittem, Tielt, Ruiselede,
Meulebeke, Izegem, Ingelmunster, Roeselare en Hooglede. Het betreft
14.834,5 ha werkingsgebied dat door 47 jachtgroepen wordt beheerd. Dit
betekent dat men als jager ijvert voor behoud en verbetering van het
biotoop zodat de aanwezige wildstand kan behouden en waar mogelijk kan
verbeterd worden. Uiteraard profiteert het niet bejaagbaar wild mee van
deze inspanningen. Gedurende de jarenlange werking is een goede band
ontstaan met de plaatselijke natuurvereniging ‘De Torenvalk’, de
plaatselijke landbouwersvereniging en de politiediensten van het RIHO en
de regio Tielt. Deze mensen zijn op alle bestuursvergaderingen
vertegenwoordigd.
Het werkingsgebied van de WBE bevindt zich in
het centrum van de groenteteelt in West-Vlaanderen. Deze intensieve
teelt, aangevuld met weiland en maïsteelt zorgt voor heel wat verstoring
voor de aanwezige fauna. De fundamentele voorwaarde om wild en andere
dieren overlevingskans te bieden is de aanwezigheid van voedsel, water
en dekking (rust). Daarom probeert de WBE van bij het ontstaan, in
samenspraak met diverse landbouwers en natuurminnende eigenaars, op
diverse plaatsen kleine aanplantingen en winterdekking te realiseren.
Ook de provincie draagt hier haar steentje bij door naast het bestaande
provinciaal domein ’t Veld in Ardooie jonge bossen aan te planten in
Izegem (Kachtem) – het Rhodesgoed – en in Hooglede (Gits) – de Huywynsch
bossen. Zo ontstond een corridor naar de bossen van Zonnebeke, Ieper,
Poperinge in het Westen en naar Ruddervoorde, Beernem in het Noorden.
Deze schamele ‘groene linten’ zorgden ervoor dat het reeds aanwezige
reewild in West-Vlaanderen ook richting Ardooie begon te emigreren.
Daar
jagers zeer veel uren in hun revier aanwezig zijn, werden de eerste
reeën in de WBE reeds vroeg opgemerkt maar om verstoring te voorkomen
werd dit stil gehouden. In 2007 pas werden de eerste cijfers in de
voorjaarstelling opgenomen en tegenwoordig kunnen we terecht spreken van
een mooie reewildstand. Deze prachtige dieren treden vooral uit tijdens
de schemerperiode en ’s nachts. Dan dwarsen ze uiteraard ook wegen
waardoor ze het risico lopen aangereden te worden. In Ardooie werden
reeds twee verkeersslachtoffers gevonden en in Lichtervelde één. Om
zowel voor de mens als voor het ree deze ellende te voorkomen is de WBE
op zoek gegaan naar oplossingen en vond deze op plaatsen waar reeds
langer reewild aanwezig was. In diverse landen staat namelijk in de
aanbesteding voor de aanleg van wegen de eis om ‘reewildspiegels’ te
plaatsen.
Een mooi voorbeeld hiervan vinden we terug in Flevoland
(Nederland). In 2001 telde men er 13 verkeerslachtoffers, 18 in 2002,
16 in 2003 en 14 in 2004. In 2005 werden reewildspiegels geplaatst met
als resultaat van 2005 tot 2009 slechts 3 verkeersslachtoffers. De
bedoeling van deze reflectoren is dat de lichten van aankomende wagens
langs de wegkant weerkaatsen zodat reewild dat zich daar bevindt even
aarzelt en halt houdt. De wagen passeert en het ree kan rustig de weg
oversteken. Omwille van de twee aanrijdingen in de Meulebeeksestraat in
Ardooie werden in het weekend door WBE ’t Veld in samenspraak met de
gemeente Ardooie reewildspiegels en enkele verkeersborden geplaatst.
Naast
het plaatsen van deze reflectoren heeft WBE ’t Veld ook gezorgd voor
borden met de vraag om een pasgeboren ree niet aan te raken. Deze borden
zullen aangebracht worden aan de ingang van het Provinciaal Domein en
aan het cafétaria in het domein. Tussen half mei en half juni zetten de
‘geiten’ namelijk hun ‘kitsen’. Dit gebeurt meestal op een afgelegen
plaats in lang gras, jonge graangewassen, een struikkant … Het is dus
mogelijk dat u als wandelaar een ‘bambie’ vertederd en hulpeloos naar u
ziet kijken, dat denkt u tenminste, maar eigenlijk kijkt dit jonge
diertje angstig en is het helemaal niet hulpeloos of achtergelaten.
Meestal staat de moeder u op dat moment ergens roerloos aan te kijken.
Wanneer u echter denkt het diertje te helpen door het op te nemen en het
mee te nemen of naar een veearts te brengen, doet u totaal verkeerd.
Zodra u het hebt aangeraakt, zal de moeder het door uw lichaamsgeur
verstoten en sterft het de hongerdood. U kan best mooie diertje met rust
laten en stil doorwandelen. Later kan u bij een avondwandeling genieten
wanneer u het opnieuw kan waarnemen langs de bosrand!
Gezien er
in het werkingsgebied van de WBE nog altijd weinig bos en struikranden
zijn, kunnen we hier spreken van twee soorten reeën: bosree en veldree.
Bosree verblijft liever in het bos, veldree durft zich gemakkelijker
ophouden in open veld. Daar reeën ‘snoepers’ zijn hoeft de landbouwer
absoluut geen schrik te hebben van schade. Het ree voedt zich namelijk
met een mengeling van kruiden, jonge twijgen, bladen … In de zomer kan
je de dieren alleen waarnemen of met enkelen samen. De jonge dieren,
meestal zijn ze met twee, volgen namelijk vanaf juni hun moeder tot ze
het jaar nadien rond begin mei verplicht worden hun weg alleen te gaan.
Dan moet moeder zich namelijk stilaan vrij houden om de nieuwe kitsen te
werpen en te verzorgen. Op dat moment zijn oudere bokken begonnen met
hun gewei te vegen en hun eigen leefgebied af te bakenen. Jonge bokken
worden dan verjaagd en jonge geiten zoeken een eigen klein leefgebied in
de buurt. Bokken dragen de meeste tijd van het jaar een gewei, de
vrouwelijke dieren dragen nooit een gewei.
WBE ’t Veld wordt in
zijn werking ondersteund door het ‘Kenniscentrum’ van de HVV
(Hubertusvereniging Vlaanderen) en de werkgroep ‘reewild’ van het
provinciaal comité HVV enerzijds en door het ANB (Agentschap voor Natuur
en Bos) en het INBO (Instituut voor Bosbouw) anderzijds. Door hun vele
studies en ervaring zijn deze perfect in staat om de populatiedichtheid
van het reewild en de invloed op het biotoop op te volgen. Zoals in een
bos soms moet gekapt worden om het bos gezond te houden, zo bepaalt het
ANB wanneer en welk afschot er moet gebeuren. De WBE is dan verplicht
dit afschot uit te voeren en onmiddellijk te melden zodat de inspecteur
van het ANB ter plaatse kan komen om het dier te bekijken. Elke dode ree
mag enkel met een keurmerk (label) dat door het ANB werd afgegeven,
vervoerd en verhandeld worden. Dank zij dit beheer kende dit mooie wild
een spreiding van Limburg en Noord-Frankrijk tot in West-Vlaanderen en
nam de populatie toe van ongeveer 6500 exemplaren in de jaren 60 tot
20000 exemplaren in 2006 in bejaagde terreinen. WBE ’t Veld hoopt dat
nog meer eigenaars in de streek in de toekomst bereid zullen zijn om
kleine randen te beplanten om zo dit prachtige en schadevrije wild meer
verspreidingskans te bieden.
http://wbe-t-veld.skynetblogs.be/
http://www.inbo.be/files/bibliotheek/54/173154.pdf
http://www.kenniscentrum-reeen.nl
Jagers helpen houtduivenschade beperken
Zaterdag
27 en zondag 28 februari gaan de jagers weer massaal het veld in om
houtduiven te bejagen. Voor het derde jaar op rij gaan de jagers in op
de vraag van de landbouwsector en zetten hun beste ‘geweertje’ voor om
preventief de houtduivenpopulatie in te perken.
Vlaanderen wordt
steeds meer een paradijs voor de houtduiven. Het aantal broedende
vogels neemt jaar na jaar toe en daardoor ook de schade aan onze
gewassen, ondanks het stijgend aantal gestrekte houtduiven. Volgens de
afschotstatistieken van het INBO werden er in 2007 ongeveer 600.000
houtduiven geschoten, terwijl er dat in het begin van de twintigste eeuw
nauwelijks 200.000 waren.
Eind februari is onze vaste afspraak met
de jagers. Dit is het laatste weekend van de gewone jacht, want vanaf 1
maart kan je enkel nog op houtduiven jagen mits melding bij het ANB. We
spreken dan van bijzondere bejaging. Die bijzondere bejaging is vaak
nodig omdat we net in de lente en de vroege zomer de meeste schade
waarnemen aan de gewassen. Heel wat wildbeheerseenheden (WBE’s) en
individuele jagers zorgen dan voor de bescherming van onze gewassen. Met
dit duivenweekend willen we dus schade tijdens het teeltseizoen zo veel
mogelijk voorkomen.
En dat er schade is, blijkt duidelijk uit
onderzoek dat het POVLT in Rumbeke-Beitem uitvoerde. Op bloemkool
stelden ze op jaarbasis per ha een verlies van 1400 euro vast. Bij
andere gewassen werd een minopbrengst vastgesteld van 90 euro/ha voor
granen tot meer dan 1200 euro/ha voor witloof. Voor witloof werd
dezelfde schade waargenomen in onderzoek van de Nationale Proeftuin voor
witloof in Herent.
Landbouwers doen er uiteraard steeds goed aan om
voor voldoende afweer te zorgen. Maar onderzoek aan het POVLT toont aan
dat afweermiddelen vaak onvoldoende resultaat geven, ook al wordt er
heel regelmatig afgewisseld.
De jagers helpen ons om meer schade aan
onze gewassen te voorkomen. Een goede verstandhouding tussen jager en
landbouwer is dan ook van groot belang en het duivenweekend biedt een
uitstekende kans voor contact. Over heel Vlaanderen organiseren de
landbouwers kleine bijeenkomsten met de jagers ter gelegenheid van het
duivenweekend. Ik raad de landbouwers aan om hiernaartoe te gaan en
contacten te leggen met hun jager(s). Met het nieuwe seizoen voor de
deur is dit het ideale moment om wat afspraken te maken.
Misschien
kan je in je eigen regio in de loop van het seizoen ook een tweede en
een derde duivendag of -weekend organiseren, in samenspraak met de
plaatselijke WBE. Neem zelf het initiatief en maak de jagers warm om
voor jullie de duiven van je gewassen te houden. Wederzijdse erkenning
hiervoor zal continuïteit naar de toekomst garanderen.
De
plaatselijke voorzitter van je bedrijfsgilde of kring weet waar en
wanneer er een bijeenkomst met de jagers gepland is. Vraag ernaar en
werk mee aan de verbroedering tussen jagers en landbouwers. Ondertussen
streven wij er vanuit de Boerenbond naar om de wetgeving bij te sturen,
zodat er meer mogelijkheden komen om de populatie houtduiven te
reduceren tot een aanvaardbaar niveau.
De Boerenbond en de
Hubertusvereniging Vlaanderen (HVV) zullen in de loop van de week die
aan het duivenweekend voorafgaat het grote publiek informeren over dit
initiatief. Wie meer informatie wil, kan contact opnemen met Anne-Marie
Vangeenberghe, woordvoerder van de Boerenbond.